Eens was er een lege blikken doos. Ooit was de doos een leeg koekbord dat je gewend was te vullen met koekjes waar iedereen van genoot. Het blik was erg verdrietig om een of andere reden: het voelde zich afgewezen en eenzaam omdat er nu alleen herinneringen over waren aan de tijd dat het vol was. Het verlangde ernaar opnieuw van nut te zijn en zocht naar een reden om te bestaan.
Het blik was altijd weggehaald uit zijn permanente opslagplaats. Het stond op het keukenplankje, midden in de geur van koekjes die uit de oven kwamen. Toen gebeurde er op een dag iets bijzonders. Een reis begon in het land van een 8-letterwoord, met een blik die door iemand was weggegooid. Het belandde in de kofferbak van een vuilniswagen, waar het rammelde met andere afval op weg naar de persmachine. Het arme kleine blik beleefde een verschrikkelijk en chagrijnig avontuur.
Maar in zijn afwezigheid, hoe warm en troostend was mijn keuken. De geur van gebakken koekjes die niet aanwezig waren in de collectie, en vrolijke mensen met zoetigheden die lachten net buiten bereik. Wat het alleen maar triester maakte, want wanneer ik aan die speciale momenten terugdacht en hoe uitbundig ze waren... voelde het alsof die dagen nooit meer terug zouden komen.
Hoewel toen ze in de stortplaats tuurde, niemand te vinden was. De blikken doos zat er alleen maar verlangend bij en hoopte met al zijn macht dat iemand of iets zou komen om de kleine punchjes van binnen op te pakken. Het waren alleen de heerlijkste koekjes waarvan hij droomde om mee te knuffelen of gewoon bezit van te hebben in een mooie keuken.
De roest op de lege blikken doos die in mij groeide, meer of minder over tijd. Het voelde als smelten, uiteenspatten en verdwijnen in het niets. Het dreef, bedekt met roest en al Martins glanzende oppervlak door de tijd verteerd. Warmte vulde de ruimte waar zijn lachen en geluk leken te vervagen.
Hun moeder bewaarde het in plaats daarvan in een oud blikken doosje, vergeten tot de dag dat de bries door de stortplaats waaide en al hun plastic tassen omverblies. Het botste tegen andere afval met een gedempte bonkende resonantie. De melodie was een treurige en het lege blik luisterde naar zijn eigen echo. Het enige wat het wilde, was de klok terugdraaien naar toen koekjes zijn inhoud vulden en het zich speciaal voelde.
Het ging prima, maar op een wonderbaarlijke dag vond ik het uit. Een groep mensen was naar de vuilnisbelt gekomen met een doel. Hun hek om opruiming en recycling te doen. Ze brachten het mee, met wat oude tinbullen die ervoor zorgden dat niemand iets waardevols uit de vuilnis haalde. Het voelde een sprankje hoop, hopend dat hetzelfde lot het zou raken en dat het werd geselecteerd om als fenix op te rijzen.